Meer informatie
In Moeder van glas neemt Roos Schlikker je mee in het leven van en met haar moeder met een bipolaire stoornis. Een boek dat ze samen tijdens haar moeders leven wilden maken, maar waar het nooit van gekomen is. Na haar moeders fatale val van een trap doet Roos alsnog haar best om door haar moeders leven te reizen, om erachter te komen hoe je het probeerde, altijd maar doen alsof je normaal was. De gekte buiten de deur duwen. Een leven lang verhullen.
Dat doet Roos springend tussen herinneringen (bereid je voor dat je soms even moet zoeken waar je bent in het verhaal), met het terugreizen naar de plek waar haar moeder vandaan komt, met haar eigen ervaringen met haar moeder en de tocht langs de verschillende instituten waar ze met haar moeder eindelijk heel laat in haar leven kwam, met korte briefjes die haar moeder schreef, waarin ze uiting gaf van wat ze doormaakte. En met imaginaire conversaties. “Hé mam, ik wil dit boek niet alleen maken.” “Dan neem je me toch mee?”
Moeder van glas is een boek vol begrip voor wat er mis kan gaan in iemands hoofd, in ieders hoofd. Er kan een radertje loslaten, bij ons allemaal. “Nee joh, met mij gaat het goed, drukdrukdruk dat wel.” We zwijgen van de momenten dat we ’s nachts wakker liggen. Want wat als de gekte zichtbaar wordt? Dan zijn we naakter dan dieren.
Het is een boek vol ploeteringen met het systeem, de gemeentepsychologie, GGZ crisisdiensten. We modderden door tot we alle kastjes en muren binnen de GGZ hadden gezien. Pas door een bevriende psychiater te vragen om hulp, kwamen ze bij een vaste behandelaar en een diagnose.
Het is vooral een boek waar dwars door de ups en downs, dwars door het moeilijke gezinsleven, dwars door alle pijn, de liefde schemert. De liefde van haar vader voor zijn vrouw. Elke nacht reed hij alvast haar route zodat zij wist waar ze de volgende dag aan huis moest werken en schreef hij op hoe ze er precies komen kon. Hij hield het bij een kind, omdat dat beter was. Haar moeder kon blijven wonen in de stad, nadat hij naar het platteland was gegaan. Overal spreekt liefde uit die het gebrek aan begrip kon aanvullen.
Ook Roos’ eigen liefde voor haar moeder is een oneindig veel sterkere kracht dan de problemen die een leven met haar veroorzaakten. Mijn moeder is de kwetsbaarste persoon die ik ken. Soms lijkt ze van glas. Maar nu is ze een ridder, een ridder van glas.
Aan het einde belandt Roos, die de ziekte van haar moeder niet geërfd heeft, in langdurige rouw om de dood van haar moeder. Ze krijgt een stukje mee van wat haar moeder levenslang gehoord heeft. “Weet je wat je moet doen? Vaker buiten lopen. Beweging is goed tegen rouw.” “Ik denk dat je een hobby moet nemen.” “Heb je wel eens van bachbloesemdruppeltjes gehoord?” De doekjes voor het bloeden, noemt ze ze.
Wat ze het meest miste was wat haar vroeger het meest ergerde aan haar moeder, die altijd vroeg hoe ze zich voelde. Er waren na een half jaar nog weinig mensen die me vroegen “hoe voel jij je nou?” Laat staan dat ik ze durfde te zeggen: “Ik voel me soms knap alleen.”
Moeder van glas lijkt op het eerste oog misschien een boek over een psychisch zieke moeder die haar problemen wil verhullen, en haar worstelende gezin. Maar dat is het niet. Het is een boek over mensen, die allemaal een rugzakje hebben, over begrijpen wat niet te begrijpen valt, en over liefde, heel veel liefde, en hoe dat zelfs een moeizaam leven dragelijk maakt.