Iemand met een paniekstoornis heeft regelmatig paniekaanvallen. Tijdens een paniekaanval wordt hij of zij onverwacht overvallen door een plotselinge golf van intense angst of intens onbehagen.
Wanneer iemand een paniekaanval heeft, kan hij of zij het gevoel krijgen gek te worden, de controle te verliezen of dood te gaan. Ook kan de persoon het gevoel krijgen los van zichzelf te staan. Hij of zij krijgt klachten zoals hartkloppingen, koude rillingen, misselijkheid, zweten, trillen, druk op de borst en een gevoel van ademnood of verstikking.
Iemand met een paniekstoornis is na het hebben van een of meerdere paniekaanvallen steeds weer bezorgd over of bezig met het mogelijk krijgen van nieuwe paniekaanvallen. Of met de gevolgen van een nieuwe paniekaanval. Ook kan de persoon situaties gaan vermijden waarin hij of zij verwacht weer een nieuwe paniekaanval te krijgen. Zo kan hij of zij bijvoorbeeld lichamelijke inspanning of onbekende situaties gaan vermijden.
Mensen met een paniekstoornis ontwikkelen vaak angst of vrees voor verschillende situaties, Bijvoorbeeld voor het gebruikmaken van het openbaar vervoer of voor het zich bevinden in openbare ruimten. Door deze angst kunnen ze situaties gaan vermijden. Dit wordt agorafobie of pleinvrees genoemd. De angst en vermijding komen voort uit de gedachte dat ontsnappen moeilijk zal zijn. Of vanuit de gedachte dat er geen hulp beschikbaar is wanneer panieksymptomen opkomen.