Een antigeentest zoekt naar eiwitten op het virusoppervlak om de aanwezigheid van de ziekteverwekker vast te stellen. Een PCR-tests (polymerasekettingreactie) is ontworpen om genetisch materiaal, RNA genaamd, te zoeken dat het virus opdracht geeft deze eiwitten te maken. Beide tests vereisen een uitstrijkje achter in de neus of keel als monster en beide tests kunnen niet bepalen of je besmettelijk bent als ze positief zijn, maar daar houdt de overeenkomst mee op.
Hoe werkt een PCR-test?
In het geval van PCR wordt het monster naar een laboratorium gestuurd waar het met speciale reagentia wordt verwarmd en gekoeld om het RNA van het virus om te zetten in DNA, en vervolgens miljoenen kopieën van het DNA te maken, waardoor het organisme kan worden geïdentificeerd. Dit proces kan uren duren, vereist geavanceerde laboratoriumapparatuur en technici, en wordt meestal per monster uitgevoerd, hoewel er machines zijn die meerdere monsters kunnen verwerken.
Hoewel het monster naar een laboratorium moet worden gestuurd, levert het tijdrovende proces wel iets op, want de resultaten zijn bijna 100% nauwkeurig bij het opsporen van besmette mensen als er virus op het uitstrijkje zit.
Hoe werkt een antigeentest?
Antigeentests, ook wel sneltests genoemd, werken door het afgenomen monster te mengen met een oplossing die specifieke virale eiwitten vrijmaakt. Die combinatie wordt vervolgens aangebracht op een papieren strip die een op maat gemaakt antilichaam bevat dat geoptimaliseerd is om deze eiwitten te binden. Net als bij een zwangerschapstest thuis wordt het resultaat weergegeven als een streep op de papierstrook.
Voor dit proces is geen laboratorium nodig en het kan in maximaal 30 minuten worden gedaan, maar die snelheid gaat ten koste van de gevoeligheid. Hoewel deze tests betrouwbaar zijn wanneer een persoon een hoge virale belasting heeft, zijn ze veel vatbaarder voor vals-negatieve resultaten als een je lage hoeveelheden van het virus in je lichaam hebt.