Clay is ziek. Niet op de manier waarop een groots Hollywoodverhaal kan worden gemaakt. Geen heftige progressieve ziekte als kanker, waar Clay’s revalidatiegenoot Marla stiekem jaloezie voor voelt, omdat het eindigt in een feestje of met een begrafenis. Hij heeft Q-koorts, gekregen van een drachtige geit op een kinderboerderij.
Na een gevecht om zijn leven blijft de vermoeidheid, blijft de pijn, als ‘een verzameling symptomen die bij een onbegrepen aandoening horen’. Clay klemt zich vast aan de diagnose die hij eindelijk krijgt, totdat hij begrijpt dat er geen behandeling voor is. Dan grijpt hij zich vast aan zijn revalidatieprogramma en daarna aan zijn klasje-voor-erna. Hij grijpt elke strohalm van de patiëntenvereniging, zoals een nachtschadevrij dieet. Daarna is er niet veel meer om te grijpen. Zijn baan is weg, zijn vriendin is weg, zijn kinderwens verkeken. Hij jaagt zijn nieuwste vriendin Marla van zich of door haar fibromyalgie in twijfel te trekken. Uiteindelijk kan hij zelfs zijn cavia niet verzorgen.
De hoofdstukken over Clay’s echte leven zijn geschreven in tweede persoon. Het lijkt alsof Clay over zichzelf praat als ‘je’. Het voelt een beetje vervreemdend, maar het kan de beklemming niet wegnemen. Het verhaal springt door de tijd en Clay moet zelf ook steeds de tijdlijn zoeken, kortetermijngeheugenverlies is een symptoom van zijn ziekte.
Het Rijk der zieken
Parallel aan Clay’s echte verhaal bevindt Clay zich in het ‘Rijk der zieken’. Een fictieve wereld die symbool staat voor de verzameling mensen die tijdelijk of voorgoed niet horen bij de gezonden. Waar hij zijn lichaam moet meedragen of achter zich aan slepen. Hij loopt er tegen bureaucratie aan, tegen kwakzalvers, hij moet zijn duim afhakken en hij waagt een sprong. Zijn gids is een dode schrijver, waar Marla haar scriptie over schreef.
Clay’s belevenissen in het Rijk der zieken zijn bijna een verademing ten opzichte van zijn echte verhaal, dat slopend en meeslepend is. In het Rijk der zieken jaagt hij dingen na, kiest hij richtingen en neemt hij beslissingen, of die nou verstandig zijn of niet. Hij weet zijn weg beter te vinden, meer echt te zijn, in die parallelle wereld zonder gezonde lichamen.
De hoofdstukken in het Rijk der zieken zijn voornamelijk dialoog, en allemaal in de eerste persoon, ‘ik’. Ook dat geeft het gevoel dat de onechte wereld voor Clay eigenlijk dichterbij is.
Clay’s verhaal
In de echte wereld is er geen enkel lichtpuntje aan Clay’s verhaal. Hij wringt zich steeds dieper in zijn eigen ellende. De pijn van de pijn is niet de grootste pijn: het is de pijn nooit meer terug te kunnen naar wat ooit was, daar zit het verlies echt in. Vrienden die vervreemden, liefdes die verloren gaan en toekomsten die in duigen vallen, tot het cirkeltje waarin hij zich beweegt niet meer groter is dan zijn bed. Maar hij wordt niet beter en hij sterft ook niet.
In de parallelwereld zit wat deze grauwe werkelijkheid een verhaal maakt. Daar erkent Clay uiteindelijk dat hij nooit terug kan naar wat was. Dat hij chronisch ziek is. En dat ook met chronische ziekte valt te leven.
Het boek
‘Welkom in het Rijk der zieken’ is een roman die je van begin tot eind geboeid houdt. Het is heel herkenbaar voor iedereen die door lichamelijke of psychische problemen ineens muurvast komt te staan. Ik vond het zowel naargeestig, beklemmend, verschrikkelijk als fantastisch om te lezen. Het is een aanrader voor iedereen die van romans houdt en er tegen kan over chronische pijn te lezen. Het is vooral een aanrader voor iedereen die iemand kent met chronische ziekte en zich wil inleven hoe dat voelt.
Het boek lijkt nog het meest op een horrorversie van Disney’s Inside Out, met een wrangere werkelijkheid en een (nog) vreemdere fictieve wereld. Waarbij de horror vooral ligt in het feit dat Clay’s hel voor veel mensen de dagelijkse realiteit is.